Blog

Wat kippen in Californië zeggen over bussen in de Bijlmer

Wat kippen in Californië zeggen over bussen in de Bijlmer

In 2008 mochten inwoners van Californië naar de stembus. De inzet? Het wel of niet verbieden van één van de meest populaire producten in de supermarkt: eieren. Dezelfde mensen die de eieren kochten stemden massaal voor een verbod. Over waarom mensen andere keuzes maken in de supermarkt dan in het stemhokje.

De stemming in Californië was ingediend door een dierenwelzijnsorganisatie. Proposition 2 draaide formeel om een mogelijk verbod op het gebruik van kooien in de productie van eieren. Simpel gezegd, geen eieren meer van legbatterijkippen. Uiteindelijk stemde meer dan 63 procent van de inwoners vóór het verbod (Lusk en Norwood, 2011). Zeven jaar later trad de wet in werking.

Hoe kan het toch dat niemand voorstander is van sweatshops in Bangladesh, maar we wel goedkope sneakers blijven kopen? Hoe kan het dat niemand voorstander is van dierenmishandeling, maar kiloknallers kip onverminderd de winkel uitvliegen? 

En hoe kan het dat mensen in Californië ooit legbatterijkipeieren kochten en vervolgens stemden voor een verbod erop? 

We zijn twee wezens tegelijk 

Het zijn vragen die filosofen, economen en beleidsmakers al jaren bezighouden. 

Het antwoord is simpel. We zijn allemaal een beetje tegenstrijdig. Een behoorlijk beetje zelfs. Anders gezegd, de meeste van ons hebben twee wezens in ons: een consument en een burger. En toch blijkt dit onderscheid maar heel moeilijk door te dringen in de belangrijkste besluiten die onze overheid neemt. Maar daarover later meer.

Eerst, als we zeggen dat we zowel ‘consument’ als ‘burger’ kunnen zijn, wat bedoelen we dan? 

De consument in elk mens neemt de beslissingen over diens eigen middelen. Dat zijn bijvoorbeeld je geld en je tijd. Die zou je zomaar kunnen besteden aan het kopen van melk (wel/niet biologisch), het kiezen van een route naar je werk (wel/niet de snelle sluiproute), of het kopen van een huis (wel/niet in de buurt van een lawaaiige spoorlijn). Bij deze keuzes volgen we typisch vooral ons eigenbelang of dat van onze directe naasten. 

Maar elk mens maakt ook beslissingen als burger. De burger in jou maakt de keuzes die gaan over onze samenleving, die ook jouw mede-Nederlanders aangaan. Het zijn de keuzes die je maakt in het stemhokje voor de Tweede Kamerverkiezingen. Op inspraakavonden van je gemeente. Maar ook een gesprek met vrienden over de politiek in Den Haag voer je als ‘burger’. Het zijn jouw voorkeuren die gaan over wat de overheid moet doen.

Terug naar de kippen: is dat verschil er echt? 

Ja, dat verschil is er echt. En het betekent dat elk mens ogenschijnlijk tegenstrijdige keuzes kan maken. Dat illustreert de stemming in Californië. 

Het Californische kip-voorbeeld toont wat economen een ‘collectief actieprobleem’ noemen. Neem een publiek goed zoals schone lucht of dierenwelzijn. Mensen kunnen niet bereid zijn om individueel bij te dragen hieraan, omdat zij denken dat het effect van hun individuele bijdrage verwaarloosbaar is. Dit is een keuze in de privésfeer, als consument.

Maar mensen kunnen wel bereid zijn om bij te dragen wanneer de hele gemeenschap dat doet. Bijvoorbeeld via een nieuwe wet of een belastingverhoging. Het effect van deze gecoördineerde, collectieve bijdrage kan namelijk substantieel zijn (Lusk en Norwood, 2011; Sen, 1995). Dit is de keuze als burger.

Dus toen een inwoner van Californië in 2008 in de supermarkt stond om eieren te kopen, kon deze zichzelf als individuele consument gemakkelijk wijsmaken dat zijn keuze geen consequenties zou hebben voor de leefomstandigheden van dieren. Een pakje (dure!) biologische eieren is immers een druppel op een gloeiende plaat.  

Maar als deze zelfde inwoner later die dag in het stemhokje staat om eieren van legbatterijkippen te verbieden, dan kan die opeens vóór zijn. In een collectieve situatie vallen keuzes vaak anders uit.

Wij Nederlanders zijn ook burger én consument 

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de inwoners van Californië. Ook wij Nederlanders wisselen zonder dat we het door hebben tussen deze rollen. In Amsterdam hebben onderzoekers van onder andere de Vrije Universiteit en de TU Delft bijvoorbeeld een interessant onderzoek gedaan waaruit het verschil duidelijk naar voren kwam (Mouter et al., 2021).  

De Vervoerregio Amsterdam wilde investeren in een aantal projecten die de mobiliteit zouden verbeteren. Er stonden zestien projecten op de lijst. Denk aan een nieuwe busverbinding tussen IJburg en Bijlmer Arena. Of een nieuwe fly-over voor auto’s op de ringweg A10. Maar ook veiligheidsonderwijs voor kinderen. Allemaal relevante investeringen. 

Maar niet alles kan tegelijk. Budget, materialen en mensen zijn beperkt. De Vervoerregio moest kiezen. Voor alle zestien verschillende projecten is daarom vooraf een inschatting gemaakt wat de kosten en baten zouden zijn. Daarmee kon de Vervoerregio de projecten kiezen die de meeste maatschappelijke waarde zouden opleveren voor de mensen in en rond Amsterdam. Overheden in Nederland doen dit standaard bij de meeste grote projecten. Daarvoor gebruiken zij bijna altijd de ‘maatschappelijke kosten-batenanalyse’, vaak afgekort tot MKBA. 

Maar in Amsterdam gebeurde iets bijzonders. Samen met de wetenschappers heeft de Vervoerregio dat niet alleen op deze standaard manier gedaan, maar ook met een nieuwe, innovatieve methode. 

De consument kiest de auto  

De standaard manier (de MKBA dus) meet de voorkeuren en waardes van de Nederlandse consument. Een typisch voorbeeld: de gemiddelde consument is bereid om 9,55 euro te betalen voor een uur minder reistijd. Stel dat een fly-over op de A10 elke dag drie minuten minder reistijd betekent voor duizend automobilisten, dan kan je het rekensommetje maken wat die investering oplevert. 

Dit soort eurogetallen bestaan ook voor lawaai (een kostenpost van 345 miljoen euro per jaar voor alle benzineauto’s in Nederland), luchtvervuiling (10.600 euro voor elke ton stikstofoxiden NOx van een auto) en vele andere effecten. (Waaronder ook de prijs van een mensenleven.)

Volgens de MKBA vond de consument in de Vervoerregio Amsterdam uit de zestien projecten drie projecten het meest interessant: een kortere verbinding in Amsterdam-Oost bij de Middenweg, een snellere verbinding op een provinciale weg in Zaandam, en de genoemde fly-over op de A10. Alle drie projecten voor auto’s. De grootste winst van deze projecten is een paar minuutjes minder reistijd elke dag. Althans, voor degene die een auto hebben. 

Maar wat vindt de burger? 

De tweede methode deed het anders. De ‘participatieve waarde evaluatie’ (PWE) stelde mensen uit de regio de vraag: ‘De Vervoerregio Amsterdam moet uit deze zestien projecten kiezen. Wat zou jij binnen het budget adviseren?’ Let op dat mensen nog steeds kunnen kiezen voor de projecten die hun het grootste eigenbelang opleveren (‘als consument’), maar dat ze nu ook kunnen kiezen voor de projecten die voor de regio als geheel het beste voelen (‘als burger’). 

Dat laatste bleken ze overweldigend vaak te doen. Nu waren de drie meest populaire projecten opeens allemaal projecten die bijdroegen aan het collectieve belang: een autotunnel bij het Vondelpark (met name bedoeld voor de verkeersveiligheid), een voetgangerstunnel in Ilpendam (idem), en verkeersveiligheidsonderwijs voor kinderen (wederom, voor veiligheid). 

Oftewel, als je niet de vraag stelt ‘wat zou jij als consument fijn vinden’ maar ‘wat zou de overheid moeten doen’, dan krijg je andere antwoorden. 

Overheid, vraag het de burger 

Hoewel het tegenstrijdig klinkt kan een mens dus gelijktijdig tegen kinderarbeid zijn (als burger), maar wel goedkope schoenen kopen (als consument). 

Een individu kan tegelijkertijd niet willen betalen voor een natuurproject, maar toch vinden dat de overheid dit natuurproject moet financieren met belastinggeld. Want beheer van natuur kan iemand een belangrijke overheidstaak vinden.  

Een individu kan zijn maandelijkse salaris vooral willen besteden aan tijdwinst, cadeautjes en vakanties, terwijl hetzelfde individu vindt dat de overheid belastinggeld vooral moet besteden aan natuur, schone lucht en veiligheid. 

De vraag is: wie moet de overheid volgen? De Nederlandse consument of de Nederlandse burger? 

Voor beleidsmakers en politici is een centrale conclusie dat zij zich niet blind moeten staren op het gedrag van mensen in de supermarkt, de woningmarkt, of elders in de private sfeer. De Nederlander is niet alleen een consument. De Nederlander is meer dan alleen een ‘klant van de overheid’. En een politicus moet meer zijn dan een supermarktmanager. Om precies dezelfde reden moeten we ook niet uitsluitend de MKBA volgen die de voorkeuren van de Nederlander als consument meet. 

Beleidsmakers en politici, vraag ook wat de Nederlander als burger wil. Betrek de burger bij de afweging rondom belangrijke publieke investeringen. Het heet burgerparticipatie, niet consumentenparticipatie. Dat leidt niet alleen tot inzicht in de voorkeuren van Nederlanders, maar ook tot nieuwe ideeën en meer acceptatie voor de uiteindelijke keuze. Maar daarover meer in een volgend artikel. 

Onze bronnen 

Wij zijn onderzoekers van wat mensen willen. Lees meer over de bovengenoemde studies: 

Lusk, J.L., Norwood, F.B., 2011. Animal Welfare Economics. Applied Economic Perspectives and Policy 33 (4), 463-483. 

Mouter, N., Koster, P., Dekker, T., 2021. Contrasting the recommendations of Participatory value evaluation and cost-benefit analysis in the context of urban mobility investments. Transportation Research Part A 144, 54-73.  

Sen, A., 1995. Environmental Evaluation and Social Choice: Contingent Valuation and the Market Analogy. The Japanese Economic Review 46 (1), 23-37. 

Deel dit artikel

Blijf up-to-date