De onderzoeksbureaus Ecorys en Movares hebben in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een externe evaluatie gedaan naar de Participatieve Waarde Evaluatie (PWE).
In het onderzoek zijn twee PWE’s geanalyseerd (De Lelylijn en de Oude Lijn) en een fictieve casus (A2 Maastricht). De twee PWE-cases worden als positief tot zeer positief beoordeeld. De onderzoekers concluderen dat de PWE aanvullende informatie biedt ten opzichte van klassieke participatiemethoden en de MKBA. Ook de projectorganisaties gaven aan dat de PWE’s hen nieuwe inzichten opleverden.
PWE als participatiemethode
De onderzoekers stellen vast dat PWE ook waarde toevoegt ten opzichte van participatiemethoden zoals een bewonersavond of een burgerforum omdat via PWE’s een grote, diverse en representatieve groep burgers wordt betrokken. Ook inwoners die minder betrokken zijn bij een onderwerp. PWE kan bijvoorbeeld worden gebruikt om voorkeuren van inwoners over opgaven, doelstellingen en oplossingsrichtingen te verkennen. Bij de Lelylijn vond de projectorganisatie PWE vooral nuttig voor het aanscherpen van de doelstellingen. De projectorganisatie bij de Oude Lijn gaf aan dat PWE beter werkte dan gebruikelijke participatiemethoden bij de waardering van oplossingen.
PWE als beoordelingsinstrument
De PWE is ooit ontwikkeld als alternatief voor de Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse (MKBA). De waarderingsmethode van PWE is anders, want effecten worden niet gewaardeerd via betalingsbereidheid, maar via bereidheid om schaarse publieke middelen te alloceren. In een PWE komen, anders dan in een MKBA, ook morele overwegingen (zoals rechtvaardigheid) tot uitdrukking. De onderzoekers concluderen dat de PWE als beoordelingsinstrument naast de MKBA kan worden ingezet. PWE is met name een welkome aanvulling wanneer bepaalde projecteffecten lastig in de MKBA in monetaire termen kunnen worden uitgedrukt. PWE kan volgens de onderzoekers bijvoorbeeld veel meerwaarde hebben bij projecten die gaan over integrale vraagstukken, vraagstukken die gaan over de mobiliteitstransitie en verdelingsvraagstukken.
PWE kan meerwaarde hebben in meerdere fasen van het MIRT
De onderzoekers stellen vast dat PWE toegevoegde waarde kan hebben voor verschillende fasen van MIRT-projecten. PWE kan ten eerste worden ingezet voorafgaande aan de startfase van een MIRT-verkenning en tijdens de startfase bij het bepalen van doelstellingen en de scope van oplossingsrichtingen. Ten tweede kan PWE worden ingezet in de analysefase en de beoordelingsfase van een MIRT-verkenning bij het beoordelen van effecten van projectalternatieven als aanvulling op de MKBA.
Reactie minister Madlener
Op basis van het onderzoek concludeert de minister in een brief aan de Tweede Kamer (zie kader) dat PWE toegevoegde waarde kan hebben voor verschillende fasen van MIRT-projecten. Het instrument kan volgens de minister helpen bij het onderbouwen van strategische keuzes of een afweging tussen meerdere (uiteenlopende) projecteffecten. Daarnaast stelt de minister vast dat PWE een effectief middel is om grote groepen mensen te bevragen over een project. De PWE is minder effectief als participatiemiddel bij projecten waar het draait om een zeer lokale opgave voor een zeer kleine niche of een zeer technisch vraagstuk.
De minister stelt daarbij vast dat de PWE ook kan worden ingezet om net als met de MKBA de welvaartseffecten van een project te meten. Vanwege de verschillende benaderingen van maatschappelijke waarde, kunnen de methoden elkaar volgens hem versterken.